Twijfels over haalbaarheid klimaatdoelstellingen EU

Verscheen in het Financieel Dagblad (Nl) van 9/12/2009

De EU streeft op de VN-klimaat- top naar een akkoord over terug- dringing van de CO2-uitstoot met minimaal 20% in 2020. Maar deze doelstelling is in de praktijk moeilijk haalbaar, klinkt het in de Duitse industrie.

Door Peter Vanham

Met grote ambities zijn de Europe- se leiders maandag in Kopenha- gen begonnen aan wat velen als de belangrijkste klimaatonderhan- delingen uit de geschiedenis be- schouwen. De inzet van de EU luidt kort en krachtig 20-20-20: 20% minder CO2-uitstoot, 20% her- nieuwbare energieproductie en 20% meer energie-efficiëntie te- gen 2020.
Daarmee hoopt de EU de ande- re industriële grootmachten tot toegevingen te bewegen op het vlak van CO2-uitstoot. Als de rest van de wereld zich bereid toont om mee in het reductiebad te stappen, dan zou Europa zelfs naar 30% CO2-vermindering willen gaan.
Maar is de Europese industrie daartoe in staat? Vooral de staalin- dustrie, goed voor 3% van de totale CO2-uitstoot, lijkt op dit punt het grote zorgenkind te zullen wor- den. De natuurlijke limieten in het terugdringen van CO2-emissies in de staalproductie zijn immers na- genoeg bereikt.
In de afgelopen decennia heeft de Europese staalindustrie reeds aanzienlijke voortgang geboekt met het terugdringen van schade- lijke emissies. Mede als gevolg van de introductie van strikte beperkin- gen op de uitstoot van schadelijke rookwolken daalde de CO2-uitstoot enorm. Maar Bernd Still, milieudi- recteur bij de Duitse staalgigant ThyssenKrupp, waarschuwt dat de grenzen in zicht zijn.
‘Vandaag kunnen we onze uit- stoot op een natuurlijke wijze nau- welijks nog met 3 tot 4% verminde- ren, zeker geen 40 of 50%’, aldus Still. ‘De discussie die wij vandaag met Europa voeren, heeft dan ook eerder betrekking op andere za- ken, zoals de hoeveelheid certifica- ten die we gratis zullen krijgen.’ Daarmee verwijst hij naar het sys- teem van CO2-emissierechten die Europa heeft ingevoerd om de CO2-markt te reguleren.
Voor de toekomst verwacht Still zelfs een toename van de CO2-uit- stoot in de staalindustrie. Daar- voor zijn de Verenigde Staten en China verantwoordelijk, zegt hij. ‘Wanneer de staalproducenten overal ter wereld zouden werken volgens onze technologie, dan zou er wél een absolute reductie kun- nen worden bereikt. Maar wij pro- duceren hier niet op een eiland. In landen zoals de VS, China en India hoeft men niets te doen.’ De Vere- nigde Staten hebben immers nooit het Kyoto-klimaatverdrag geratificeerd, terwijl China geldt als ontwikkelingsland en daarom niet aan reducties is gebonden.
Stills wens voor de Kopen- hagen-uitkomst is dan ook duide- lijk: gelijke inspanningen voor alle (staal)bedrijven die actief zijn op de wereldmarkt.
Cfo Hans Bünting van energie- bedrijf RWE Innogy onderschrijft dat. Volgens Bünting is het cru- ciaal dat Kopenhagen een ‘level playing field’ creëert voor klimaat- investeringen. ‘Een mondiaal kli- maatverdrag is enkel zinvol wan- neer voldoende (grote) landen en industrieën bereid zijn om tot een bindend akkoord te komen.’
RWE Innogy oormerkt jaarlijks ¤ 1 mrd voor investering in duurza- me energieprojecten. Toch denkt Bünting niet dat Europa de doel- stelling van 20% hernieuwbare energie tegen 2020 zal halen: ‘Dat wordt heel erg moeilijk. Al willen we op lange termijn natuurlijk wel op dat niveau geraken.’ Voor zijn eigen bedrijf stelt Bünting alvast een lager percentage in het voor- uitzicht: ‘Ons doel voor 2020 is 14% hernieuwbare energieproductie.’
Toch zegt Bünting de ambitieu- ze Europese energiedoelstellin- gen te steunen, al legt hij zijn blik verder in de toekomst. ‘In Kopen- hagen moet men er in de eerste plaats in slagen om doelstellingen op lange termijn te formuleren, liefst zelfs tot 2050. 50% hernieuw-
bare energie is daarbij ook voor ons een minimum.’ De reden voor die schijnbare contradictie is vol- gens Bünting eenvoudig: ‘Wij ma- ken investeringen met een loop- tijd van 30 á 40 jaar. Van de ene dag op de andere omschakelen naar groene energie is dus niet evident.’
Bünting verwacht evenwel niet dat alle heil van de politici komt. ‘Eens een akkoord bereikt in Ko- penhagen, laat dan de markt zijn werk doen’, is zijn motto. ‘Over de toekomstige markt hebben we geen angst, daarmee kunnen we werken. Maar veranderende poli- tieke beslissingen zijn al heel wat moeilijker om mee om te gaan.’

Dat je de strijd tegen CO2-uit- stoot echter niet zomaar aan de markt mag overlaten, bewijst het voorbeeld van de Europese auto- industrie. In 1998 beloofden de Europese autoconstructeurs de gemiddelde CO2-uitstoot per kilo- meter vrijwillig terug te brengen van meer dan 180 gram in 1998 naar 140 gram in 2008. Maar met een gemiddelde uitstoot die van- daag op 160 gram ligt, kan gerust worden gesteld dat de ‘laissez-fai- re’-aanpak van Europa in de auto- industrie heeft gefaald. Al is er be- terschap in zicht, zo belooft mi- lieudirecteur Günter Damme na- mens het Volkswagen-concern. In het verleden bracht de groep bij- voorbeeld al een zogenoemde 3 li- terwagen op de markt: een auto die per honderd kilometer slechts drie liter brandstof verbruikt. En op die weg wil de grootste Europe- se autobouwer verder gaan.
Toch is een echte groene revolu- tie in de auto-industrie nog niet op til. Tot Volkswagens eigen ontgoo- cheling werd het (relatief dure) 3 li- ter-Lupo-model immers een van de minst succesvolle wagens bin- nen het Volkswagen-assortiment. Volgens Damme is dit te wijten aan het feit dat de Europese consu- ment niet bereid is een hogere prijs te betalen voor minder CO2- uitstoot. Sterker nog: door veran- derde consumentenvoorkeuren zag Volkswagen zich de laatste ja- ren zelfs genoodzaakt milieuon- vriendelijke modellen als de Toua- reg (4×4) en de luxe Phaeton op de markt te brengen. ‘We kunnen niet anders’, luidt het argument van Volkswagen, ‘want anders ko- pen de klanten bij onze concurren- ten’. Dat de brandstofverslinden- de modellen veel meer gepromoot worden in allerhande adverten- ties, en dat de winstmarge bij deze modellen veel hoger ligt dan bij kleinere modellen, zegt Damme er evenwel niet bij.
De conclusie van de bedrijfsbe- zoeken op weg naar de klimaattop is duidelijk: de Europese industrie is wel technisch in staat een funda- mentele bijdrage te leveren aan de CO2-reductieplannen die in Ko- penhagen op tafel worden gelegd. Maar een werkelijke ommekeer lijkt nog niet voorhanden.

This entry was posted in Nederlands, The road to Copenhagen. Bookmark the permalink.

Leave a comment